Hebben verbleven of zijn verbleven?
Taaltip: ik ben verbleven of ik heb verbleven? Ik heb verbleven is het gewoonst in bijvoorbeeld 'Ik heb deze zomer een weekje op de Veluwe verbleven. ' Verblijven betekent dan 'tijdelijk gevestigd zijn', 'vertoeven', 'logeren'. Lees verder »
Hebben zijn worden voltooid deelwoord?
De voltooide tijden worden gevormd met een hulpwerkwoord van tijd (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord: hij heeft gewerkt, hij is gekomen. Wanneer welk hulpwerkwoord wordt gebruikt, is niet in enkele eenvoudige regels te beschrijven. Lees verder »
Hebben of zijn verleden tijd?
Bij overgankelijk gebruik worden deze werkwoorden met hebben vervoegd, bij onovergankelijk gebruik met zijn. Als de handeling zelf centraal staat, dan worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, dan worden ze met zijn vervoegd. Lees verder »