Hoe vervoeg je de verleden tijd?

Persoonsvorm in de verleden tijd Eerst pak je dus de stam (ik-vorm) en daar zet je +te of +de achter. Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er ook nog een 'n' achter. Lees verder »

Hoe vervoeg je verleden tijd?

Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd op verschillende manieren schrijven: stam + te(n) of stam + de(n). Als de stam al op een t of een d eindigt, schrijf je dubbel t of dubbel d. Lees verder »

Wat zijn de regels van de verleden tijd?

Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d. Lees verder »

Bron: www.squla.nl

Is het jij vond of vondt?

Gij vondt en vondt gij zijn de correcte vormen. Bij onregelmatige werkwoorden gaat de persoonsvorm bij ge/gij volgens de klassieke regel altijd uit op -t, ook in de verleden tijd en ook bij inversie. Lees verder »

Gerelateerd aan Hoe vervoeg je de verleden tijd?