Hoe weet je of het de 1e, 3e of 4e naamval is?

Is je woord het onderwerp van de zin? Dan is het de 1e naamval de je nodig hebt. Voor bezit gebruik je de 2e naamval. Voor meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp gebruik dus de 3e en respectievelijk 4e naamval. Lees verder »

Hoe herken je de eerste naamval in het Duits?

De eerste naamval- ook wel de nominatief genoemd- gebruik je voor het onderwerp van de zin. Vanuit het Nederlands weet je als het goed is hoe je het onderwerp vindt: wie/wat + gezegde = het onderwerp. In het geval van onze pinguïn kijken we naar de eerste zin van de afbeelding: Der Pinguïn guckt mich komisch an. Lees verder »

Welke woorden hebben 4e naamval?

De vierde naamval wordt gebruikt voor lijdende voorwerpen. Ook wordt deze naamval gebruikt: Altijd na de voorzetsels bis, durch, entlang, für, gegen, ohne, um. Soms na de voorzetsels an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen. Lees verder »

Wat is 3e naamval?

Wat is de derde naamval? (datief) De derde naamval gebruik je voor zinsdelen die het meewerkend voorwerp zijn. Deze naamval wordt ook wel de datief genoemd. In het Nederlands kun je voor een meewerkend voorwerp meestal 'aan' of 'voor' zetten (voorbeeld: opa geeft een zakje snoep aan zijn kleinkind). Lees verder »

Gerelateerd aan Hoe weet je of het de 1e, 3e of 4e naamval is?