Waar komt het woord flapdrol vandaan?
iemand die niks waard is of niets durft In 1897 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Die vermeldt het in de betekenis 'meid, waar geen boon aan gelegen is', dat wil zeggen: die niks waard is. Lees verder »
Bron: www.ensie.nl
Gerelateerd aan Waar komt het woord flapdrol vandaan?